ACHTERGROND
VERTELKETTING – De Vertelketting is ontwikkeld om kinderen met (ernstige) taalproblemen te ondersteunen bij het begrijpen en vertellen van verhalen. Hij bestaat uit een rode draad, waaraan je de verhaalkralen rijgt. Deze verhaalkralen symboliseren de vaste plotelementen van een verhaal. Plotelementen zijn bijvoorbeeld hoofdpersoon, plaats waar het verhaal zich afspeelt en acties die de hoofdpersoon onderneemt om een probleem op te lossen. Met de Vertelketting in de hand leert het kind een verhaal compleet, in de goede volgorde en samenhangend te vertellen.
Zowel een eigen belevenis-verhaal als een verzonnen verhaal kunnen met de verhaalkralen weergegeven worden. Bij een verzonnen verhaal kun je denken aan het navertellen van een prentenboek of het vertellen van een fantasieverhaal. Een eigen belevenis-verhaal kan gaan over een ervaring die diepe indruk gemaakt heeft of een grappig of vervelend incidentje.
De Vertelketting is geschikt om te gebruiken bij het begrijpen en analyseren van verhalen en bij het vertellen en het schrijven van verhalen. Hij maakt de structuur van een verhaal, de verhaalgrammatica, zichtbaar en tastbaar.
VERHAALFASEN – In de ontwikkeling van de vertelvaardigheid doorloopt het kind een zevental fasen: van een eenvoudig verhaal dat voornamelijk uit acties bestaat, naar een interactief verhaal waarin verschillende verhaallijnen samenkomen. De Vertelketting is geschikt om de eerste vijf verhaalfasen te ondersteunen waarin het kind leert een eenvoudig, compleet plot te vertellen. Aan het eind van de basisschool kan een kind dat een gewone taalontwikkeling doormaakt in een verzonnen verhaal alle plotelementen realiseren met hun onderlinge verbanden. Om zo’n verhaal te kunnen vertellen moet het kind beschikken over voldoende taalvaardigheid, inlevingsvermogen, kennis van de wereld en overzicht om plotelementen op het juiste moment in te voegen.
HANDBOEK VERTELKETTING: GESTRUCTUREERDE AANPAK VAN DE VERTELVAARDIGHEID – Kinderen met taalproblemen hebben zeer veel extra ondersteuning van de verhaalopbouw nodig, op tekstniveau en op zins- en woordniveau. Zij hebben baat bij een gestructureerde aanpak van de vertelvaardigheid tijdens hun gehele schooltijd, zowel op de basisschool als in het vervolgonderwijs. Het Handboek Vertelketting voorziet in een opzet en materiaal om die ondersteuning te bieden. Het bevat informatie over de vertelontwikkeling, een aanpak om de verhaalfase in te schatten, een lessencyclus die jaarlijks herhaald kan worden, een kleurengrammatica-aanpak op zinsniveau, lesvoorbeelden en materiaalsuggesties. Bij kinderen die een normale taalontwikkeling doorlopen biedt de Vertelketting inzicht in de verhaalopbouw en kan hij benut worden voor het analyseren en schrijven van verhalen.
WIE KAN MET DE VERTELKETTING WERKEN?
In eerste instantie is de Vertelketting ontwikkeld en het Handboek geschreven voor iedereen die werkt met kinderen die (wat meer) moeite hebben met het leren vertellen van verhalen. Met de materialen wordt gewerkt door logopedisten en door leerkrachten in cluster 2 (onderwijs aan kinderen met een communicatieve beperking: dove en slechthorende kinderen en kinderen met een taalontwikkelingsstoornis); ook ambulante dienstverleners uit cluster 2 met leerlingen in het reguliere onderwijs zetten de Vertelketting in.
Niet alleen bij kinderen in cluster 2, maar ook bij kinderen die moeite hebben om zich in te leven in de verhaalpersonages, geen interne reacties vermelden of in hun eigen verhalen niet verder komen dan een opsomming van handelingen is de Vertelketting-aanpak zinvol. En bij kinderen met aandachtsproblemen werkt de ondersteuning met de Vertelketting ook positief: als aan de hand van de verhaalkralen verteld wordt, gaat het verteltempo iets omlaag, wordt er beter gefocust op het verhaal en worden meer plotelementen ingevoegd.
De Vertelketting en -aanpak zijn geschikt voor een brede doelgroep lesgevers en kinderen.
AANVULLENDE MATERIALEN
Op verzoek van collega-logopedisten zijn extra, ondersteunende materialen ontwikkeld, die gecombineerd kunnen worden met de Vertelketting. Deze kunnen in de groep of tijdens een individuele sessie gebruikt worden.
BORDMAGNETEN – Met bordmagneten kun je een heel verhaal weergeven. Hiermee kan in de groep gewerkt worden, als je een gezamenlijk verhaal bespreekt, navertelt of na laat vertellen. Ook kun je een nieuw plotelement ophangen en uitgebreid bespreken.
Vanzelfsprekend kun je in individuele sessies of met kleine groepjes de magneten op dezelfde manier gebruiken.
FICHES – De fiches kun je los of in combinatie met de verhaalkralen gebruiken. Je kunt bijvoorbeeld goed luisteren naar de verteller en je fiche omdraaien als de verteller het plotelement noemt; of je ontdekt welke plotelementen nog ontbreken als je de plotelementen uit het verhaal die aan de ketting geregen zijn vergelijkt met de plotelementen op de fiches (zie foto). Je kunt bespreken waarom die elementen nodig zijn bij het vertellen van een verhaal.
Er is een verticale versie die je naast een geschreven tekst kan leggen of waarbij een tekst geschreven kan worden.
En er is een horizontale versie die je onder een (logische) reeks of serie plaatjes uit een verhaal kunt leggen.
Op de voorkant de fiches staan de plotsymbolen met rode draad, op de achterkant alleen de rode draad. Er zijn enkele symbolen toegevoegd: een open hartje voor evaluatief commentaar tussendoor bij een eigen belevenis-verhaal, een open koffertje voor het bijgestelde plan per actiekraal en een actiekraal die uitnodigt om het subplot uit te diepen. Met de fiches kun je variatie aanbrengen bij het oefenen.
KAARTJES – Er zijn twee sets kaartjes gemaakt, een basis- en een uitbreidingsset. Hiermee zorg je voor ondersteuning en verdieping van het verhaalbegrip en de verhaalproductie. Per set zijn er een aantal rubrieken, die aan de achterkant herkenbaar zijn aan een eigen kleur. Er zijn kaartjes voor zinsniveau, kaartjes voor tekstniveau en kaartjes die op beide niveaus te gebruiken zijn.
De basisset bestaat uit vertelkaartjes (op tekstniveau te gebruiken), zinsvraagkaartjes (voor het zinsniveau), voegwoorden (neven- en onderschikkend, voor zins- en tekstniveau) en werkwoordstijden-kaartjes met pijlen om de werkwoordstijd aan geven (op zinsniveau). Bij de vertelkaartjes zijn een aantal extra symbolen toegevoegd, o.a voor een moraal, de titel van een boek en meerdere hoofdpersonen,
De uitbreidingsset omvat vijf rubrieken: de doordenkkaartjes (op tekstniveau), om de relaties tussen de plotelementen te bespreken en plan en interne reacties te bevragen. De modaliteits(werk)woord-kaartjes (voor tekst- en zinsniveau), die enkele woorden aanreiken waarmee een verhaal genuanceerder verteld kan worden. Modaliteitswoorden geven iets aan de stemming, aarzeling of overweging van de hoofdpersoon. Deze kaartjes kunnen inspireren om zelf de verzameling uit te breiden. De tijdsvolgordekaartjes die op tekstniveau toegepast kunnen worden, om temporele ordening aan te brengen in het verhaal met termen als eerst, dan, daarna, ten slotte e.d. Voegwoordkaartjes, namelijk de wat complexere onderschikkende voegwoorden (zins- en tekstniveau). En als vijfde rubriek de knipwerkwoordkaartjes, om op zinsniveau te oefenen met scheidbare, samengestelde werkwoorden.
VERTELARMBANDJES – Een vertelarmbandje kan in de oefenperiode gedragen worden om buiten de oefensituatie een steuntje bij het vertellen te hebben. Bij de steentjes van de armband kun je bijvoorbeeld praten over een incident op het schoolplein waarbij emoties hoog opliepen.
Er is een versie voor een eigen belevenis-verhaal (het rechter armbandje) en een fantasieverhaal (het linker armbandje).
INSCHATTING VERHAALFASE – Speciaal voor het inschatten van de verhaalfase is het tekstloze prentenboekje ‘Poes wil slapen’ gemaakt. Het is een dramatisch verhaaltje over een poes die niet in haar eigen mand kan slapen en een paar keer weggejaagd wordt van een net gevonden slaapplek. Het verhaal dat het kind vertelt wordt beoordeeld met behulp van formulieren uit het Handboek. Zo kan ingeschat worden in welke verhaalfase je kan starten en of je eerst aandacht moet besteden aan woordenschat en zinsbouw, of eerst aan het leren van de plotelementen die bij de gevonden verhaalfase passen.
COMBINEREN
De Vertelkettingmaterialen kunnen goed gecombineerd worden met de talloze materialen die over verhaalinhoud gaan of waarmee een plotelement uitgediept kan worden. Denk aan prentenboeken, logische reeksen, emotiekaarten, denkverhaaltjes enz. Voor de verhalen bij de lessencyclus, die een stramien geeft om gestructureerd aan vertelvaardigheid te werken, kan desgewenst aangesloten worden bij de thema’s van het programma dat de sociale vaardigheid traint of een psycho-educatief programma.